Volgende stap op weg naar de Informatievoorziening Slim WM
Met de recente afronding van de globale architectuurschets (GAS) is er een volgende stap gezet op weg naar de Informatievoorziening Slim WM (IV Slim Watermanagement). Barend Koster, domeinarchitect bij het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, vertelt over nut en noodzaak en de totstandkoming van de GAS én over het vervolg.
De IV Slim WM is een van de belangrijkste producten van de tweede planperiode van Slim Watermanagement. En is bedoeld als een hulpmiddel – een instrument – om het regionaal, operationeel waterbeheer nog beter uit te voeren. In de eerste planperiode zijn in drie Slim WM-regio’s pilotschermen ontwikkeld voor de waterbeheerders. Deze bleken een groot succes. Slim WM gaat aan de hand van deze schermen een landsdekkende IV Slim WM bouwen in een productieomgeving die te beheren is, zodat alle waterbeheerders beschikken over dezelfde informatie voor het uitvoeren van hun werkzaamheden.
Complex proces
De ontwikkeling van de IV Slim WM is een complex proces, dat uit meerdere stappen bestaat. Een van die stappen is het opstellen van een globale architectuurschets (GAS) (pdf, 2.7 MB). Barend Koster, domeinarchitect bij het ministerie van IenW, stond hiervoor aan de lat. ‘Een GAS kun je beschouwen als een hoog-over document, waarin staat hoe een informatiesysteem eruit moet zien en aan welke kaders en richtlijnen het moet voldoen’, zo legt hij uit. ‘Ook geeft het input voor het opstellen van een businesscase. Het is feitelijk de eerste, heel belangrijke, stap in de ontwikkeling van de IV Slim WM.’
Probleem en oplossing
Hoe is de GAS tot stand gekomen? ‘Ten eerste heb ik de scope van de opdracht in kaart gebracht’, vertelt Barend. ‘Wat is het probleem – waarvoor is de IV Slim WM nodig – en hoe zou de oplossing eruit kunnen zien? Wat nemen we erin mee en wat niet? Daarnaast heb ik de stakeholders – Rijkswaterstaat, de 21 waterschappen en het Watermanagementcentrum Nederland (WMCN) – in beeld gebracht. Een derde stap was helder krijgen welke processen de IV Slim WM moet ondersteunen. Dat was een mooie uitdaging, omdat de processen er niet waren. Nou ja, ze zijn er natuurlijk wel in de hoofden van de betrokkenen, maar niet concreet op papier. In een aantal werksessies hebben we die processen geconcretiseerd: hoe ziet operationeel watermanagement eruit? Wat houdt crisismanagement in? Et cetera.’
Weer een ander onderdeel van de GAS was het in kaart brengen van de belangrijkste functionaliteiten van de IV Slim WM. ‘Hierbij ging het onder meer om de vraag: welke ideeën zijn er al? Bijvoorbeeld op basis van de drie huidige regionale pilotschermen en de door een werkgroep geïnventariseerde gebruikerswensen. Een andere vraag was: welke informatiemodellen gebruiken we voor gegevensuitwisseling?’
Geen ivoren toren
De GAS is niet alleen Barends feestje. ‘Integendeel!’, stelt hij. ‘Er zijn heel veel mensen betrokken bij de totstandkoming van de GAS, van zowel Rijkswaterstaat als de waterschappen. Van de gebruikers van de huidige regionale schermen tot mensen die nog geen systeem gebruiken in hun werk. Van het landelijk programmateam Slim WM tot collega-architecten bij IenW. Mijn uitgangspunt is altijd dat het opstellen van een GAS een samenwerkingsproject is. Het zijn uiteindelijk de gebruikers die met het systeem moeten gaan werken. Een GAS wordt dus niet in een ivoren toren bedacht.’
Barend benadrukt ook dat de GAS een uitgebreide reviewronde heeft doorstaan. ‘Alle betrokkenen hebben feedback kunnen geven. Ook de architectenfora van de waterschappen en Rijkswaterstaat hebben meegekeken, net als bestuurders bij deze organisaties. Bij grote projecten wordt daarnaast een CIO-oordeel gevraagd. Het CIO-office beoordeelt onder andere de GAS, de businesscase en het programmaplan en geeft adviezen aan het programma. Daar wachten we nu nog op.’
Lego-blokjes
Barend geeft kort aan welke (architectuur)keuzes er in de GAS zijn gemaakt. ‘De IV Slim WM wordt een informatiesysteem voor de waterbeheerders van heel Nederland. We gaan geen aparte systemen per regio bouwen, maar één systeem waarmee per regio de gewenste informatie te tonen is.
Een andere keuze is dat het systeem wordt opgeknipt in zogenoemde informatiecomponenten. Die kun je vergelijken met lego-blokjes. Hierdoor bouwen we een flexibel systeem. We gaan ook niet alles in één keer bouwen. We zetten eerst een goede basis neer, die in een later stadium altijd kan worden uitgebouwd. Zo kunnen er in de toekomst nieuwe componenten worden toegevoegd aan de IV Slim WM of bestaande componenten worden uitgebouwd.’
Een andere belangrijke keuze ging om het ‘koppelvlak’: hoe koppelen we de IV Slim WM aan de systemen van de waterschappen en Rijkswaterstaat. ‘Voor Rijkswaterstaat was dit niet zo ingewikkeld, omdat het om één organisatie gaat. We sluiten dan ook aan op hun dynamische distributielaag. Aan de andere kant hebben we te maken met 21 waterschappen. Koppelen we elk waterschap afzonderlijk aan de IV Slim WM of maken we één koppelpunt voor alle waterschappen samen? In samenspraak met het Waterschapshuis is besloten om één koppelvlak te maken: het zogenoemde Gegevensknooppunt Waterschappen. De waterschappen moet hier vervolgens zelf op aankoppelen om hun informatie aan de IV Slim WM te leveren. Daar ligt nog wel een uitdaging, zo verwacht ik.’
Van grof naar fijn
Inmiddels bevindt de GAS zich in het laatste stadium. De vervolgstap is een verdieping van de GAS in een zogenoemde Project Start Architectuur (PSA). ‘Ik vergelijk het bouwen van een informatiesysteem altijd met het bouwen van een huis’, legt Barend uit. ‘Je werkt van grof naar fijn. Daarmee bedoel ik dat je bij het bouwen van een huis eerst begint met het maken van de schetsen en tekeningen, waarbij je besluit of je een boerderij, bungalow of jaren ’30-woning gaat bouwen. Dat is wat we met de GAS hebben gedaan.
De volgende stap is het maken van de indeling van het huis. Dat gebeurt op basis van de wensen van de mensen die in het huis gaan wonen, de gebruikers. En daar voorziet de PSA in.’ Barend besluit met een tip: ‘Wil je een informatiesysteem maken dat echt gebruikt gaat worden, dan is het zaak om álle waterbeheerders er in het hele ontwikkeltraject bij te betrekken. Niet alleen de voorlopers, maar juist ook de mensen die niet zo snel geneigd zijn om input te geven. Geef iedereen de kans om mee te praten en mee te denken. Dat voorkomt problemen tijdens de implementatie.’
Benieuwd? Lees de GAS hier (pdf, 2.7 MB).